Doorstroom en interventies

Volgen en signaleren door middel van de onderwijszorgcyclus

In ons onderwijs worden een uitgebreide cyclus van leerlingenzorg en een handelingskalender gehanteerd om voor een goede doorstroom richting de uitstroombestemming te zorgen. Kort gezegd bestaat deze cyclus uit de volgende onderdelen::

● Het startdocument OPP: dit wordt opgemaakt als een leerling op Meerklank start, met daarin opgenomen het voorlopige ontwikkelingsperspectief..
● Het vaststellen, bespreken en ondertekenen van het OPP met het toewijzen van een arrangement en de ondersteuningsbehoefte..
● Groepsplannen voor de verschillende vakgebieden/leerlijnen. Twee keer per jaar worden deze geëvalueerd en bijgesteld.
● Groepsplanbesprekingen 2x per jaar, pedagogische bespreking, zo nodig een leerlingbespreking
● Oudergesprekken 2x per jaar over het geëvalueerde OPP.
● Observaties en groepsconsultaties. Observaties uitgevoerd door de psycholoog vinden standaard plaats op de volgende momenten: bij start van een leerling voor het vaststellen van zijn/haar OPP, voorafgaand aan de groepsplanbesprekingen en voorafgaand aan de pedagogische bespreking.
● Het afnemen van genormeerde toetsen volgens een toetskalender.
● Het bijhouden van de vorderingen van de leerling in een leerlingvolgsysteem.

Een uitgebreide beschrijving van de onderwijszorgcyclus kunt u opvragen bij de schoolleider of de intern begeleider.

Doorstroominterventies

Er zijn leerlingen die meer nodig hebben dan het onderwijsaanbod volgens groepsplan/schoolprofiel en de ondersteuning volgens de basiskaarten. Meerklank zorgt voor goede begeleiding van leerlingen die extra hulp nodig hebben bij het doorlopen van hun schooltijd. Dit noemen we interventies bij de doorstroom. We kennen interventies op drie niveaus van ondersteuning. De intern begeleider regelt en coördineert de (extra) zorg en begeleiding binnen de school.

Ondersteuningsniveau 1: Reguliere, preventieve en extra begeleiding in de groep.

De leerkracht verzorgt het onderwijs en de ondersteuning van de leerlingen in de klas - samen met het klasteam. Dit gebeurt volgens het groepsplan en de basiskaarten. Soms heeft een leerling meer hulp nodig bij het leren (intensief arrangement op de leerlijn) of meer ondersteuning dan in de basiskaart staat (extra ondersteuning op een van de vier ondersteuningsgebieden volgens het LDGM-model). Dan zoekt de leerkracht samen met het klasteam naar oplossingen. Komt het klasteam er niet uit, dan wordt de vraag in het betreffende onderwijsteam - soms met de intern begeleider erbij - besproken. De aanvullende afspraken worden beschreven in het handelingsdeel van het OPP als interventies op niveau 1. Het onderwijsteam is er gezamenlijk voor verantwoordelijk dat de interventies worden uitgevoerd. 

Ondersteuningsniveau 2: Specifiek begeleidingsadvies door een deskundige van de CvB

Soms zijn de interventies op niveau 1 niet voldoende of zijn er plotselinge moeilijkheden bij het leren of bij de ondersteuning van een leerling. Dan kunnen de betrokken mensen (onderwijsteam, ouders) de leerling bespreken met een specialist van de CvB. Dit kan op vraag van de leerkracht of ouder of omdat de specialist een zorgelijke ontwikkeling vaststelt. Wij vragen altijd eerst toestemming aan de ouders. Wij werken volgens de methodiek van Handelingsgericht werken (HGW). Soms is er onderzoek nodig en wordt de voortgang over langere tijd besproken in de CvB om goed advies en hulp te kunnen geven. De CvB is leidend in dit proces en bespreekt het advies met ouders en het onderwijsteam. De CvB is er samen met het onderwijsteam voor verantwoordelijk dat het advies/de hulp wordt uitgevoerd. Het advies (en resultaat) wordt toegevoegd aan het ontwikkelingsplan (OPP) als interventie op niveau 2. 

De interventie/hulp op niveau 2 kan ook therapie onder schooltijd zijn, of de inzet van zorg in onderwijs. De (voorzitter van) de CvB neemt hierover een besluit.

Therapie onder schooltijd mag alleen als dit nodig is voor het goed kunnen volgen van onderwijs. Ouders of leerkrachten kunnen een aanvraag doen via de intern begeleider. De meeste therapiekosten betalen ouders zelf via hun zorgverzekering.

Voorbeeld:

*Logopedie: De schoollogopedist helpt een groep leerlingen extra met spreken en taal. Daarnaast kan er therapie voor leerlingen in een één-op-één situatie nodig zijn.

*Fysiotherapie: Voor leerlingen die hulp nodig hebben met fijne motoriek of met het verwerken van prikkels, kan soms fysiotherapie of sensorische integratietherapie nodig zijn. Dit kan soms op school worden geboden..

Zorg in onderwijs

Er zijn medewerkers van zorginstelling Reinaerde op school voor het leveren van zorg in onderwijs. Veel leerlingen in de B-stroom, en enkelen in de A-stroom, hebben extra zorg en ondersteuning nodig om aan onderwijs te kunnen deelnemen. Hun ondersteuningsbehoefte is (zeer) intensief en de extra inzet van zorg wordt vastgelegd in een document dat hoort bij het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP).


SO
Muziektherapie: In de muziektherapie wordt gebruik gemaakt van muziekinstrumenten en muzikale elementen, zoals maat, ritme en melodie. De keuze is afhankelijk van de doelstelling van de therapie. In sommige gevallen kunnen instrumenten een ondersteuning zijn om tot zingen/spreken te komen.


Ondersteuningsniveau 3: Begeleidingsadvies CvB en inzet van externe organisaties

Als hulp op niveau 2 niet voldoende is, bespreekt de hele CvB de leerling. Dan wordt besloten welke organisatie kan helpen en wordt samen gezocht naar welke extra begeleiding nodig is. Soms schakelen we het samenwerkingsverband of een gespecialiseerde zorgorganisatie in. Soms is er acuut meer zorgbegeleiding nodig of een tijdelijke afwijking van onderwijstijd. Ook kan het gaan om advies van Veilig Thuis of het regelen van crisisopvang. Als er zorgen zijn over de veiligheid van de leerling, volgen we het protocol voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Dan kunnen we, ook zonder toestemming van ouders, een melding doen bij Veilig Thuis.

Wij hebben de ondersteuning die wij op Meerklank bieden besproken met de leerlingenraad. De raad overlegt met de verschillende klassen. De leerlingen zijn tevreden met de ondersteuning en de extra hulp die zij krijgen op school. Bijvoorbeeld even een rondje lopen of op een rustige plek zitten of hulp van een zorgmedewerker of een gesprek met de psycholoog.

 

Doorplaatsing naar de volgende bouw

SO:
Normaal gesproken doorloopt de leerling de kleuterklas, onderbouw, middenbouw en bovenbouw. Soms is er een inhoudelijk onderwijskundige reden om een leerling wat eerder of later mee te nemen in het onderwijsprogramma van de volgende groep of bouw. De Commissie van Begeleiding neemt, na overleg met ouders, het besluit hierover. Bij toename of afname van het aantal leerlingen, om pedagogische of om andere (bijvoorbeeld organisatorische) redenen, kan een leerling, na bespreking in de CvB, naar een andere groep gaan. Dit kan op ieder moment plaatsvinden, dus ook in de loop van het schooljaar.

VSO:
Een leerling doorloopt meestal eerst de onderbouw (2 jaar), daarna de middenbouw (2 jaar) en daarna de bovenbouw (2 tot 4 jaar). Soms is er een reden om een leerling van klas te laten wisselen. Dit kan elk moment in het schooljaar gebeuren. Hierdoor kan het doorlopen van de bouwen worden verkort of verlengd. De Commissie van Begeleiding besluit hierover, na overleg met ouders.

Uitstroom en het volgen van schoolverlaters

Uitstroom SO
Leerlingen verlaten de school bij verhuizing, bij uitstroom naar een andere schoolsoort of naar dagbesteding en bij het bereiken van de 12/13 jarige leeftijd. De meeste leerlingen stromen uit naar het VSO ZML. Voor de uitstroom naar VSO Meerklank hanteren wij een tijdspad waarin informatie aan ouders (mei), wenochtend op het VSO (juni/juli) en “warme overdracht” tussen leerkrachten SO en VSO (juni/juli) zijn opgenomen. Ouders worden vanaf het begin van het laatste schooljaar meegenomen en op de hoogte gebracht van de stappen rond uitstroom.

Uitstroom VSO

Leerlingen verlaten de school bij verhuizing, bij uitstroom naar een andere schoolsoort of naar dagbesteding en bij het bereiken van de 18/20-jarige leeftijd. De CvB is actief betrokken bij het uitstroomtraject en zorgt voor passende ondersteuning en, waar nodig, voor overdracht. De meeste leerlingen stromen uit naar (licht) arbeidsgerichte dagbesteding.

Bij het verlaten van de school op 18/20-jarige leeftijd ontvangt de leerling een schooldiploma (of een certificaat) met een portfolio en een transitiedocument. Hierin staan de ontwikkeling en resultaten van de leergebieden en de stages, en de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Bij het tussentijds overstappen naar een andere school is het OPP het belangrijkste overdrachtsdocument.

Het volgen van schoolverlaters
De school volgt oud-leerlingen 2 jaar nadat ze van school zijn gegaan. Dit gebeurt met vragenlijsten, telefoongesprekken en soms een bezoek. Soms kunnen we nog helpen met advies als een oud-leerling dit nodig heeft en de vervolgplek erom vraagt. Bevindingen worden bijgehouden voor meting van de onderwijskwaliteit van de school.